zaterdag 15 februari 2014

DE NIEUWE FABELDIEREN VAN JOS VAN DOORN


Inleidend artikel in de catalogus bij de expositie: 'De aard van het beest - dieren als spiegel van de ziel' in CODA Museum te Apeldoorn, 2009. Gastcurator: Jos van Doorn

door: Taco Meeuwsen 

Er gaat een heel oud verhaal dat de allereerste mens zich na het gedwongen vertrek uit de paradijselijke tuin van Eden uit schaamte hulde in dierenvellen. Het lijkt aannemelijker dat de dierenvellen beschutting boden tegen de weersinvloeden in de woestenij buiten het paradijs en dat de schaamte pas veel later zijn intrede deed. Want er is nog een verhaal. Dat verhaal is in 2009 150 jaar oud. Daarin vertelt de wetenschapper Charles Robert Darwin (1) hoe een aapachtige mens, of een mensachtige aap, ruim viereneenhalf miljoen jaar geleden de groene wouden verlaat en voor het eerst rechtop de weidse savanne betreedt. Van paradijs naar woestijnvlakte. Uit de bossen naar de savanne. Kleding en gereedschappen worden voor de overleving van deze nieuwe mensvorm dringend noodzakelijk. En dieren bieden daarvoor de grondstoffen: huiden, hoorns, klauwen, beenderen, pezen.

‘Verhalen over dieren zijn zo oud als de mens’, zegt beeldend kunstenaar Jos van Doorn. Hij is dit jaar de gastcurator van CODA, museum voor geschiedenis en voor moderne en hedendaagse kunst in Apeldoorn. Voor CODA ontwikkelde Jos van Doorn de tentoonstellingsreeks: ‘De aard van het beest - dieren als spiegel van de ziel’. We zijn in het Gelderse Slijk-Ewijk en we praten in het propvolle atelier van de kunstenaar over de achtergronden van dit idee. Overal om ons heen: moderne sculpturen van dieren, bronzen zwanenpoten, opgezette vossen en dassen, hertengeweien, huiden, lappen leer, dierenboeken, dierstudies - een echte beestenboel.

Mens en dier
Jos van Doorn: ‘In de menselijke geschiedenis heeft het dier altijd een enorm belangrijke plaats ingenomen. Denk bijvoorbeeld aan de eerste rotsschilderingen in grotten van Lascaux en Altamira (2). Eén van de vroegste voorbeelden van hoe de mens dieren in jachttaferelen schilderde om daarmee meer invloed te krijgen op het succes van de jacht. Zo begrijpen wij dat tenminste. Jachtscenes zijn de eerste zichtbare tekenen van menselijke cultuur. En dat is ook logisch want met de jacht is het allemaal begonnen. Gevaarlijke groepsjachten op groot wild, mammoeten, reuzenherten en stieren van het oerrund. Jagen om in ons eerste levensonderhoud te kunnen voorzien. Stel je zoiets maar eens voor: dat lijkt niet op kievitseieren rapen maar is een strijd op leven en dood. De verhalen van de jacht, van de successen en van de mislukkingen, liggen aan de basis van al onze dierenverhalen. Naarmate de menselijk cultuur complexer en verfijnder werd, veranderde en groeide ook de rol van het dier in onze cultuur. We gingen dieren domesticeren: we zijn huisdieren gaan houden. Handtamme runderen en makke schapen. Sommige dieren werden heilig, Egyptische katten bijvoorbeeld, die met zorg werden gemummificeerd. Of de heilige Birmaan, een siamees die in Tibet werd vereerd. Of goddelijk zoals Horus, de Egyptische valkgod. Hij was de hemelgod die in het oude Egypte zijn vleugels over de aarde uitspreidde. Andere dieren kregen een minder gunstige naam. Slangen zijn in veel culturen het symbool van het kwaad. Ratten en pokdalige padden worden met ongeluk geassocieerd. Vleermuizen en bloedzuigers met vampiers. Eksters en kraaien zijn nog altijd voorbodes van de dood’.

Dieren zijn net mensen
Er heeft zich kortom een rijke fantasiewereld rond de dieren in het leven van de mens ontwikkeld. Maar er is nóg een culturele ontwikkeling waarop de kunstenaar wil wijzen. Jos van Doorn: ‘We zijn dieren ook gaan vermenselijken. In fabels zijn de dieren gaan spreken als mensen en kregen verschillende dieren menselijke karaktertrekken mee. De sluwe vos, de wijze uil, de koppige ezel, het luie varken, noem maar op’. Hoewel fabels al heel oud zijn, mogen we die van de Franse Jean de la Fontaine uit de 17e eeuw misschien wel het bekendste voorbeeld noemen van verhalen waarin dieren als karikaturen van mensen optreden en morele menselijke dilemma’s aan de kaak stellen. Dichter in de buurt van onze tijd is de Engelse roman ‘Animal Farm’ van George Orwell een klassiek geworden dierenvertelling met een diep menselijk drama als kern. Jos van Doorn: ‘Fabels hebben natuurlijk niets met het dier te maken. Ze gaan over mensen. Ze spiegelen op vaak komische wijze het menselijke gedrag. Maar door fabels hebben dieren van ons mensen wel ongevraagd een bepaald imago gekregen’.

Dieren als spiegel van de ziel
Jos is als beeldend kunstenaar gefascineerd door al die lagen van verhalen waarmee we de dieren hebben omkleed. Als tentoonstellingsmaker ziet hij bovendien dat veel kunstenaars op dit moment het dier opnieuw introduceren in hun werk. Het dier mag weer en de aard van het beest in de kunst is tegenwoordig van een andere orde dan vroeger. Jos van Doorn: ‘Kunstenaars introduceren nu een nieuw soort fabeldier. Waren de dieren in de klassieke fabel eigenlijk verklede mensen op hoefjes of met een staart en vleugels, de dieren van de kunstenaars die we in deze tentoonstelling presenteren vertellen iets anders over de menselijke maat. Ik constateer een nieuwe invalshoek: ‘de opgezette mens’, de mens zelf als diersoort waarbij diervormen worden ingezet om een complex menselijk verhaal te vertellen. In beelden. Om het anders te zeggen: het persoonlijke verhaal van de kunstenaar wordt een nieuwe fabel. Daarin komen nieuwe dierfiguren aan bod. Verzonnen dieren, slappe dieren, dierlijke poppen en mensdieren. In die zin zijn de beelden van dieren in deze tentoonstelling een spiegel van de menselijke ziel. Ze vertellen iets over de aard van het beest. Het beest is natuurlijk de mens, want dieren kunnen geen beesten zijn. Alleen de mens kan een beest zijn. En wat voor een’.

Modedieren
Nog even terug. Heeft het feit dat we dieren zijn gaan gebruiken er toe bijgedragen dat we dieren zijn gaan vereren? Het klinkt logisch. Dat waar je dagelijks mee omgaat, wordt vergeestelijkt. Een wandelstok wordt een staf, een jas wordt een mantel en een hoed een kroon. Bepaalde wortels en kruiden worden taboe en bepaalde dieren worden totems. Daarmee ritualiseert de eerste mens het dagelijks leven en verfijnt onze cultuur. ‘Koos van Zomeren heeft het mooi geformuleerd’, zegt Jos. ‘Er is sprake van een eeuwige lotsverbondenheid tussen mens en dier. Het is veel directer dan het dier als jachttrofee of huisgenoot alleen. Het dier was basisvoedsel nummer één en is dat nog. Zonder de voedselbron uit dierlijk leven zou de mens een schraal bestaan ontwikkeld hebben. Zeker op die plaatsen in de wereld waar landbouw vrijwel onmogelijk is. Het slachten van dieren is in vrijwel alle culturen die dichtbij de natuur staan met indrukwekkende rituelen omgeven. Slachten en offeren liggen heel dicht bij elkaar. Het is dan ook logisch dat het dier een ereplaats in onze verhalende cultuur heeft gekregen. En niet alleen in onze verhalende cultuur maar ook in de mode. Daarin heeft het dier, of liever gezegd de huid van het dier, de klauwen en tanden van het dier, zelfs de schedel van het dier, statusverhogende kleding en versierselen mogelijk gemaakt. Bontjassen, tooien van pauwenveren, kettingen van berenklauwen en ga zo maar door. Een mooi voorbeeld van de verering van het dier in de klederdracht is te vinden bij de verschillende Indiaanse gemeenschappen in Noord-Amerika. Animistische culturen met een diepgewortelde band met Moeder Aarde waar sommige dieren, de adelaar, de poema, de buffel, spirituele wegwijzers waren. Daar was de verentooi bijvoorbeeld een teken van diep respect voor en verbondenheid met de dierenwereld. De identificatie met het dier is in wat wij tegenwoordig primitieve culturen noemen veel rijker en directer dan onze eigen band met dieren’.

Braadkriel
Voor Jos van Doorn is het ‘gebruiken’ van dieren heel vanzelfsprekend. Hij is opgegroeid tussen de beesten; honden, katten, varkens, kippen. In het Brabantse Vught hield zijn vader er naast een moestuin een kleine veestapel bij voor eigen gebruik. Dat je dieren moet opfokken om ze later te kunnen slachten, plukken en braden, is iets wat de kleine Jos dagelijks om het ouderlijk huis zag gebeuren. En hoewel hij tegenwoordig voorzichtig is over bijvoorbeeld de noodzaak van de jacht in Nederland, heeft hij wel een broertje dood aan hypocriete, politiek correcte idealisering van al te menselijke sentimenten over het dier. Jos houdt kippen om het tot door hemzelf tot atelier-woning omgetoverde lagere schooltje in Slijk-Ewijk. Hij raapt elke ochtend de eieren en zo nu en dan gaat er een kipje in de pan. Dat pluimvee moet geslacht en geplukt worden en dat is een heel ander ritueel dan het kopen van een pond hygiënisch ontvelde kipfilet uit de supermarkt die je effetjes een half uurtje in een marinade uit een pakje laat weken. Tegenwoordig zijn er mensen die serieus denken dat een maïskip een bepaald kippenras is, zoals de Barnevelder of de Antwerpse braadkriel. Geen flauw benul van het feit dat de gelige kleur en de aparte smaak van de maïskip komt omdat die kip vlak voor de slacht uitsluitend maïs gevoerd krijgt. Wat maïs is? Maïs is een graanproduct dat tot de grassen behoort en dat groeit in grote kolven aan metershoge halmen...

Vergeten levenslessen
‘We zijn een vitale ervaring kwijt’, zegt Jos, ‘Heel veel mensen weten tegenwoordig echt niet meer dat wat er op je bordje ligt, geslacht moest worden of geoogst is. En als ze dan zien dat er een dier geslacht wordt, gaan ze heel verontwaardigd doen. Of ze griezelen ervan. Wanneer je zo erg vervreemd geraakt bent van het directe leven met dieren, dan moet je niet vreemd opkijken wanneer de samenleving potsierlijk en verkrampt reageert op een spettertje bloed’. Maar met die vervreemding bedoelt Jos ook de ontwikkelingen in de moderne veeteelt waarbij we dieren tot producten hebben verlaagd. Varkensflats en pluimveefabrieken waar slechts wandelende koteletjes en braadkuikens worden opgefokt. Het dier gereduceerd tot een geel oormerk met een kampnummer, een afgeknipte snavel of een brandmerk op de bil, zonder een greintje eigen identiteit en zonder enige kwaliteit van leven. Ook daarvan gruwt de kunstenaar. En ook die gevoelens vertaalt hij in zijn diersculpturen.

Lees jezelf
Jos van Doorn: ‘Iemand heeft het eens heel erg doeltreffend gezegd: “Kunst is er om ons aan onszelf te openbaren”. Wij zien en ervaren met behulp van onze eigen bagage. Die bagage is alles wat we in dit leven hebben geleerd. Ieder doet dat op zijn of haar eigen manier. Wanneer iemand naar kunst kijkt, ziet hij iets anders dan wat de kunstenaar heeft gemaakt. De beschouwer ziet wat hij kan waarnemen. Soms valt dat samen met de bedoeling van de kunstenaar maar heel vaak ook niet. En dat is mooi. De dierenbeelden en sculpturen die wij bij CODA bijeenbrengen, zullen bij de bezoeker voor een storm van associaties zorgen. Sommige van die associaties hebben helemaal niets te maken met de oorspronkelijke intentie van de kunstenaar. Dat kan ook bijna niet anders want ieder mens heeft, zeker als het om dieren gaat, een heel complexe bibliotheek van informatie en beelden in het hoofd’.

Lieve jager
Laten we eens kijken hoe dat voor een afzonderlijk kunstwerk van Jos van Doorn opgaat. De titel van het werk is ‘Dear Hunter’ en dat betekent letterlijk ‘Lieve Jager’. Maar de titel is ook een verwijzing naar de beroemde flim ‘The Deer Hunter’ uit 1978 met Robert De Niro, Christopher Walken en Meryl Streep. In die film wordt de hertenjacht van vier Amerikaanse vrienden ten tonele gevoerd als een subtiele metafoor voor het krankzinnige en zinloze geweld tijdens de Vietnamoorlog. Het beeld van Jos is ogenschijnlijk een enorme jachttrofee gemaakt van een grote hoeveelheid verlijmde schedels van reeën, gemzen en herten. Alle schedels kregen van de kunstenaar bovendien ook een paar glazen hertenogen. Dus de hele collectie schedels, die samen één indrukwekkend grote kop van een hert vormen, kijkt de toeschouwer indringend aan. Uit wel vijfentwintig paar ogen. Het overmaatse gewei van het kunstwerk bestaat uit een combinatie van drie verschillende geweien. De hals van het hert is bezet met schedels waarvan de gaffel-geweien dreigend naar buiten priemen. Wat zegt dit werk? Is het een smeekbede aan de jager om toch maar vooral niet de trekker over te halen? In de film besluit Robert De Niro, nadat hij met veel inspanning en moeite een trotse bok in het vizier krijgt, om niet te schieten. Of is het werk van Jos wellicht een ode aan het mythische edelhert van de Veluwe, groot, krachtig en trots? Het hart (3)  uit de Hubertuslegende. De grootste nog in het wild levende diersoort in Nederland.

Alles ineen
Jos van Doorn: ‘Mijn fabeldieren gaan over het heden, maar kunnen niet los gezien worden van alle mythische verhalen waarmee ze door mensen zijn omgeven. Dit hert is mijn vertaling van schoonheid en vitaliteit. Maar voor mij gaat het beeld over overleven. Ik weet het ook niet precies waarom het mystieke van een groot mannelijk hert mij zo aanspreekt. Het alles tegelijk. Al heel lang vormt bijna alles aan het hert een begeerlijke buit voor mensen. Het vlees van dit roodwild is zeer gewild. De vacht wordt gekoesterd. De pezen en de beenderen werden voor allerlei toepassingen gebruikt en het gewei was een bron voor gereedschappen en huishoudelijke stoffen . En de hertenkop met gewei is bovendien een klassieke, felbegeerde trofee’.

Zelfportretten van de ziel
Een rijke bron van verhalen, mythen en legenden, gecombineerd met een archetypisch beeld van het hert maken samen met de eigen gevoelens die Jos van Doorn heeft bij het zien van herten dat ‘Dear Hunter’ ook nog een zelfportret is. De spiegel van zijn ziel. Jos vertelt: ‘Ik ben al jaren een verwoed wandelaar en ga daarvoor graag naar de Alpen. Wanneer ik in de bergen op grote hoogte de kans krijg om een roedel edelherten te observeren of een kudde gemzen, dan is dat een topervaring die ik bijna niet onder woorden kan brengen. Daarom laat ik dat ook zien in mijn beelden’.

Superman
Eigenlijk zijn alle fabeldieren van Jos een soort zelfportretten. Neem nou de ‘Blue Male’, de ‘Blauwe Man’. Een uit scherven van Delfts aardewerk opgetrokken panter in een uitdagende houding, de klauwen gestrekt, de bek gesperd. Jos van Doorn: ‘Aan dat beeld gaat heel wat vooraf. Allereerst al mijn gedachten over wat ik als man in dit leven van vandaag te doen heb. Of hoe het staat met de man van tegenwoordig. Dan bijvoorbeeld al mijn gevoelens over de pronkzucht en de pracht van zo’n sierlijke, sterke panter. Geruisloze sluiper, geduchte tegenstander, gewapende rover, maar ook een vruchtbare vader; kortom een sublieme overlevingsmachine. Dat blaas ik allemaal op. Ik geef het dier die stoer opgezette manen van porselein, een extra stel hoorns voor een nog imposantere houding, piercings van goud in zijn geslacht en zijn neus en een staart van bijna kitsch aandoend suikerwerk. En vervolgens bekleed ik het hele lijf met scherven Delfts blauw aardewerk en daarmee geef ik het zelfportret vorm. Brokkantig. De breekbare man, de lullige, kwetsbare kant van elke macho’.

Multipop
De tegenvoeter van de ‘Blauwe Man’ is het beeld ‘Pink Female’ of ‘Roze Vrouw’. Een baviaan-vrouw met een vervaarlijk gesperde bek. Ze staat fier rechtop in een bevallige pose. Bijna een moderne Lucy (5), waarin de kunstenaar aap en vrouw gepaard lijkt te hebben. Jos van Doorn: ‘Ik heb niet alleen de schoonheid en de aantrekkingskracht van de vrouw willen verbeelden, maar ook haar niets ontziende broedzorg - de kracht waarmee een vrouw vecht voor haar kroost. Bovendien wilde ik al haar verleidingsmiddelen open en bloot tonen en versterken’. De ‘Pink Female’ is volledig opgebouwd uit porseleinen onderdelen van vrouwelijke poppen. De armen zijn met poppenarmpjes bezet, de benen met poppenbenen, de romp met poppenrompjes enzovoorts. Een multipop met tanden. Allemaal breekbaar en vleesroze getint porselein, terwijl poppenhaar deze baviaanmoeder voorziet van een strook van rughaar van haar schedel tot aan haar stuitbeen. In een wereld waarin vrouwelijk lichaamshaar taboe is geworden, waarin de bikinilijn tot een streepje stoppels is gereduceerd en het ‘anusbleken’ de nieuwste trend is, wekt ‘Pink Female’ heel wat mixed feelings onder (met name) het vrouwelijke publiek. Jos van Doorn: ‘Die heftige reacties op het beeld geven aan dat mijn weergave heel wat losmaakt. Ik vind dat alleen maar goed en vanzelfsprekend. Het beeld bevat alles in een vrouw waar ik als man mee worstel en door wordt geraakt’.

De kracht van het materiaal
In het porselein, dat net als glas heel kenmerkend is voor de diersculpturen die Jos samenstelt, komen voor de kunstenaar vijf energiebronnen samen die uit zijn bestaan niet zijn weg te denken. Jos van Doorn: ‘Dat zijn natuurlijk de vier klassieke elementen, water, aarde, vuur en lucht maar ik voeg daar zelf de menselijke maat aan toe als vijfde element. Zonder die vier elementen is er geen leven mogelijk. Maar zonder die vijfde bron, de menselijk psyche, de menselijke fantasie, zou onze cultuur niet zijn geworden wat het is. De menselijke maat is verantwoordelijk geweest voor heel veel afschuwelijke zaken, maar ook voor onnoemelijk veel moois. Vandaar mijn keuze voor porselein en glas. Beide materialen worden door mensenhanden gevormd uit de vier elementen. Ze zijn van een etherische schoonheid die alleen maar door mensen kan zijn bedacht en uitgevonden. Porselein en glas zijn puur mensenwerk. Niet te vergelijken met goud en zilver, edelmetalen die kant-en-klaar als erts gedolven kunnen worden. Porselein en glas zijn scheppingen van klei en zand en water en vuur en zuurstof, gestold tot een materiaal van ongelooflijke kracht en schoonheid’.

Glasoog
Glas is het materiaal dat bijvoorbeeld in het beeld ‘Argus’ is gebruikt. Een vosachtige, soepele sculptuur vrijwel compleet beplakt met glazen ogen. De glazen ogen zijn één voor één met de hand beschilderd en al die unieke ogen kijken de beschouwer aan. De titel van het beeld verwijst natuurlijk ook naar de mythologische reus Argus Panoptes (6)  of Argus (7)  (Grieks: Argos), die over zijn gehele lichaam honderd ogen bezat, waarvan er nooit meer dan twee tegelijk sliepen. Jos van Doorn: ‘Een enorme reus die ondanks zijn kracht zo bang en kwetsbaar was dat hij honderd ogen nodig had om waakzaam te blijven, dat beeld vind ik zo prachtig. En het vertelt ook iets over mijn eigen waakzaamheid, mijn alertheid, mijn slimmigheden, maar uiteindelijk natuurlijk ook over mijn kwetsbaarheid en mijn beperkingen. De ogenparen in mijn Argusbeeld zijn ook weer verwijzingen naar allerlei diersoorten, want elk dier heeft zijn eigen specifieke ogen. De ogen van een schaap zijn heel anders dan de ogen van een hert of een pad of een slang. Ik hoef die ogen gelukkig allemaal niet zelf te maken. Dankzij Duchamp (8), kan de kunstenaar tegenwoordig alles waar hij zijn handen op legt tot kunst verheffen. Dus die kunstogen mag ik groot inkopen en er vervolgens mijn ding mee doen’.

Het concept van het dier
Interessant is in dit verband het feit dat Marcel Duchamp al in 1917 een einde wilde maken aan de zogenaamde 'retinale' kunst (mooie plaatjes voor het netvlies) en een lans brak voor de 'mentale' kunst (beelden die toeschouwers aan het denken zetten). Met de honderden kunstogen in zijn ‘Argus’ wil Jos van Doorn eigenlijk hetzelfde bewerkstelligen. Jos van Doorn: ‘Mij gaat het primair om het idee. Het concept. Ik haal dingen uit hun oorspronkelijke context en vertel er een nieuw verhaal mee. Ik schep nieuwe dieren. Het is aan de toeschouwer om er door geraakt te worden of niet. Door kunst gaan we anders kijken, luisteren, begrijpen. Een woord treft ons. We proeven het op de tong en geven het door. Een beeld raakt ons. We bewaren het en roepen het op als we pijn ervaren of geluk. Een geluid vliegt naar binnen. Het zet ons in trilling, in beweging: we dansen. Niet alleen fysiek bewegen, maar zeker ook het bewegen in onze bovenkamer, onze hersenen. Zonder reflectie, fantasie, introspectie en bewustzijn zouden we nog steeds in een berenvacht rondlopen’.

Amrita
De kunstenaar leeft niet op een eiland, maar kijkt ook om zich heen, naar andere kunstenaars, naar de kunstgeschiedenis, naar de wereld. Jos van Doorn: ‘De workalcholic Picasso is voor mij een groot voorbeeld van de bezetenheid die een kunstenaar aan de dag kan leggen in het ontrafelen van de wereld. Een alleskunner die nooit tevreden was met wat hij had gemaakt. Zo zie ik kunstenaars zoeken, op de tast, onzeker eigenlijk, maar altijd heel persoonlijk’. Ook het viriele, dat super-mannelijke van een kunstenaars als Picasso fascineert hem. Jos van Doorn; ‘Ik vraag me vaak af waarom wij mannen zo gericht zijn op vrouwen. Waarom zijn we collectief zo amechtig afhankelijk van dat wezen van andere kunne? Het is een bijna hongerig soort van aandacht waarmee mannen vrouwen omgeven. Picasso’s bezeten fascinatie voor vrouwelijke modellen is daar een prachtig voorbeeld van. Erotisch geladen beelden, beelden van lelijke vrouwen, dikke vrouwen, reuzinnen en godinnen. De hele kunstgeschiedenis is zwanger van die hijgerige paardrang van de man. In mijn beeld Amrita (9) probeer ik die hyperseksuele lading van man en vrouw bijeen te brengen. Het vruchtbare vrouwelijke vocht wordt gesymboliseerd door de vaas waar de vosachtige sculptuur bijna in een soort paardrang overheen gebogen staat’. De fixatie van de kunstenaar met de vrouwelijke en mannelijke seksualiteit verbeeld in de figuur van een viriele vos op het heetste moment van loopsheid. De feromonen spatten bijna van de sculptuur. Alles verpakt in een breekbaar web van honderden scherven handgeschilderd Chinees porselein.

Bestiale inspiratie
Het dier als muze van de kunst. De literatuur is er dit jaar vol van met het getjielp van de huismus als yell voor de Boekenweek 2009. Midas Dekkers schreef er het boekenweekessay ‘Piep’ voor. De samenloop met ‘De aard van het beest’ is toevallig. Jos van Doorn ziet veel hedendaagse kunstenaars het dier als een moderne metafoor en als nieuwe inspiratiebron gebruiken in het eigen werk. Jos van Doorn: ‘Ik zie duidelijke verwantschappen tussen die kunstenaars. Het zijn verwantschappen en eigentijdse persoonlijke uitspraken van kunstenaars die ik graag eens onder één dak zou willen tonen. CODA geeft me daar een fantastisch podium voor. Ik zie het ook als een kans om het publiek kennis te laten maken met die groep hedendaagse kunstenaars en de verhalen die ze vertellen. Het zijn verhalen die met gebruikmaking van het dier heel nadrukkelijk gaan over onze huidige tijd. Stuk voor stuk zullen het kunstenaars zijn die er in slagen om de spiegel van hun eigen ziel op beeldende wijze aan het publiek voor te houden’.

Een nieuwe traditie
Met ‘De aard van het beest’ brengen CODA en Jos van Doorn een tentoonstelling die als ‘Les Animaux Amoreux’ (10) van Philip Glass een tot de verbeelding sprekende stoeterij van ambachtelijk vervaardigde diermensen en mensdieren toont. Tegelijkertijd stelt ‘De aard van het beest’ de pregnante vragen van dit tijdsgewricht aan de orde: de androgyne mens, de digitale Global Society met kunstmatige Tamagotchies, Panda Pokens en heftige computergames. Met Second Life als een wereld waarin je jezelf kunt omtoveren in waar je zin in hebt: de opgezette mens, vlindervrouwen en stiermannen, slangenmensen en baardapen. Jos van Doorn en CODA signaleren ook een nieuwe materiaalgevoeligheid in de beelden van vandaag. Het ‘nijvere handwerken’ beleeft in de hedendaagse sculptuur een enorme opleving. Die subtiele handwerktechnieken stammen veelal uit een typische vrouwencultuur maar worden nu op artistieke wijze in het grote gebaar vertaald. Autonome kunstvormen zijn het geworden. Beelden worden niet meer ruw weggehakt uit weerbarstig marmer of hardsteen maar opgebouwd met naald en draad, met lijm en polyester. De hedendaagse dierkunstenaars die CODA met gastcurator Jos van Doorn bijeenbrengt, maken beelden die worden gestikt, gebreid, geborduurd, geknoopt en geplakt met restjes stof, leer, haar, huid en natuurlijk scherven.

Barbie en Bambi
De ‘tactiele beelden’, zoals gastcurator Jos van Doorn ze noemt, zijn sculpturen van textiel en huid, rafelige vormen uit het atelier van de naaister en de taxidermist. De techniek wordt ook wel mixed-media genoemd. Alle dierlijke werken in ‘De aard van het beest’ zetten de traditie van de beeldhouwkunst in een geheel oorspronkelijk daglicht. Wie had gedacht dat het ambacht in handen van de hedendaagse kunstenaar zo’n scala aan nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden en diepgang zou bieden? CODA denkt met ‘De aard van het beest’ een maatschappelijk relevant debat te tonen over de humaniteit van de hedendaagse mens. Nieuwe fabeldieren houden de bezoeker een spiegel voor. CODA wil ook een actuele trend in de hedendaagse beeldende kunst signaleren waarbij de klassieke beeldhouwkunst naar de achtergrond lijkt verdrongen, ten faveure van een heel persoonlijk en ambachtelijk vormgegeven beeldtaal. Barbie (11)  en Bambi krijgen in ‘De aard van het beest’ een verrassend nieuwe context.

Noten:

1 In 2009 vieren we het 200ste geboortejaar van Charles Robert Darwin, de Engelse natuuronderzoeker, bioloog en geoloog die vooral bekend is geworden van zijn theorie dat de evolutie van soorten wordt gedreven door ‘natuurlijke selectie’ - het recht van de sterkste. Zijn boek ‘On the Origin of Species’ (uitgegeven op 24 november 1859) is in 2009 150 jaar oud. Het boek vormt de basis voor de theorie dat wij mensen uit apen zijn geëvolueerd.

2 De rotsschilderingen in Altamira dateren uit het Paleoliticum (500.000-10.000 v Chr) ongeveer 150.000 jaar geleden. Op vuistbijlen en pijlpunten na zijn geen andere artefacten van menselijke cultuur uit die periode bekend. Een rijke oogst aan vondsten van cultuurvoorwerpen is van veel later, het Mesolithicum (10.000-5.000 v Chr) en het Neoliticum.

3 ‘Hart’ is het Engelse woord voor een mannelijk hert van tenminste vijf jaar. De etymologie van het woord ‘hart’ voert terug naar het woord ‘heorot’ een Angelsaksische jongensnaam die ‘hert’ betekent, maar ook de naam is van een legendarische ontvangsthal die wordt beschreven in het Angelsaksische gedicht Beowulf als 'de hal der hallen onder de hemel' (Noorse mythologie). In enkele Zuid-Nederlandse dialecten betekent ‘hart’ nog altijd ‘hert’.

4 Zoals bijvoorbeeld ammoniak, ook wel hertshoorngeest genaamd omdat het vroeger uit geweien werd gewonnen.

5 In 1974 zagen de antropologen Johanson en Gray in Hadar een stuk ‘menselijk’ armbot uit een rotshelling steken. Het zou één van de opmerkelijkste vondsten uit de 20ste eeuw blijken. Deze aapmensvrouw kreeg in 1978 de wetenschappelijke naam Australopithecus afarensis (zuidelijke mensaap uit Afar). Beter bekend onder haar bijnaam 'Lucy', afkomstig van het Beatles-nummer ‘Lucy in the Sky with Diamonds’, dat in het kamp veel werd gedraaid.

6 Panoptes: alziend. Het Griekse woord pan betekent 'alles' en het Griekse optes betekent 'ziend'. 

7 Argus werd door Hermes gedood nadat Hermes hem door zijn fluitspel zo diep liet inslapen dat al zijn ogen dichtvielen. Hera plaatste later als eerbetoon de honderd ogen van Argus op de staart van het haar toegewijde dier, de pauw. Nog altijd is de pauwenstaart bezet met ‘ogen’ en is de waakzaamheid van de pauw spreekwoordelijk. De uitdrukking ‘iets met argusogen gadeslaan’ wil dan ook zeggen dat men ergens waakzaam en met enige argwaan naar kijkt.

8 De dadaïst Marcel Duchamp, de grondlegger van de Readymade (Frans: object trouvé),

9 Amrita is de vrouwelijke vorm van het Hindoe-woord Amrit. In het Sanskriet betekent Amrita letterlijk ‘zonder dood’. Bedoeld wordt de godendrank, nectar of ambrosia, die onsterfelijkheid verleent. Amrita staat in de Tantra voor het vocht waarmee vrouwen ejaculeren, een goddelijke nectar. Het is kleurloos, reukloos en smaakt neutraal of zoet.

10 Les Animaux Amoureux - een documentaire over liefde tussen dieren die je beleeft als een romantische speelfilm. De dieren in de film zijn alle verwikkeld in het proces van het vinden van een partner, deze veroveren en gelukkig samenleven. De film toont ruim 80 verschillende diersoorten, onder begeleiding van de muziek van Philip Glass. Het feitelijke commentaar duurt bij elkaar maar enkele minuten. Meer dan 300 personen hebben meegewerkt aan deze film die in een vijftiental landen is opgenomen.

11 Barbie, de Disneyficatie van de vrouw door Mattel. Barbie werd in 2009 50 jaar.


© Taco Meeuwsen, all rights reserved.